donderdag 20 november 2008

Koprol




Zondagochtend vroeg rijd ik kalm door het Vlaamse herfstlandschap. De nachtmist zal voorlopig nog wel boven de weilanden blijven hangen. Boven het asfalt is het zicht beter, al lijkt elke bocht van ver in het witte niets op te lossen.

Ik ben er voorbij eer ik me verbaas over wat ik net heb gezien. Een auto in een weiland. Ik stop, keer om en ga terug.

Nu ik bij de sloot langs de weg sta hoor ik pas de stilte.

De auto is zo te zien van de weg geraakt, met de neus door het prikkeldraad, in de oever van de sloot gedoken en na een koprol gestopt, een kort spoor van kluiten klei om zich heen.

Een jong auto'tje met luxe velgen. Misschien de eerste wagen van de jongen die erin reed. Was hij alleen of reed er iemand met hem mee in de vroege uren na een lange zaterdagavond? Waar de chauffeur heeft gezeten is nog maar weinig plek.

De politie heeft blauw-wit lint gebruikt waar het prikkeldraad is verdwenen.

Het landschap zwijgt.

Dubbele Webers


"Vier dubbele Webers," zegt hij en kijkt veelbetekenend in de verte. Ik tuur onder de motorkap die hij met een hand omhoog houdt, maar ik heb geen verstand van auto’s en ik zie niets dat vierdubbel is. Toch heeft hij me ervan overtuigd dat je ze moet hebben. Het spannende aan zijn knalgele wagen is het contrast tussen licht en kracht. De motor komt uit een Amerikaanse auto, "vol vermogen, bruut geweld" en de buitenkant is zo dun en kwetsbaar dat de wagen niet roest, "hij vergaat waar je bijstaat."

Bij de ingang van het racecircuit loopt een presentator gespannen heen en weer. Het is zijn verantwoordelijkheid om de tribune met een paar duizend toeschouwers te boeien wanneer er even niets gebeurt. Hij legt ons wat uit over Ferrari. "Ferrari rood, da's roder dan rood, en dat is natuurlijk altijd verschrikkelijk mooi en geweldig!"

Tussen de Maserati's staat er een waar je zo aan voorbij zou lopen. "Dat vind ik nou het mooie eraan," vertelt de eigenaar. Het is een van de meest ingetogen ontwerpen van Maserati. "Als jongen zocht ik in autobladen vooral deze wagen op om naar te kijken en nu kan ik me er een veroorloven. Je zou het een wolf in schaapskleren kunnen noemen. Ogenschijnlijk eenvoudig, van binnen mooi afgewerkt met leer, hout, een gouden klokje. Ik geniet er nog elke dag van als ik erin stap, het leer ruik, de motor hoor. Het is geen zuinige wagen, een op zes, maar ik hoef er niet mee naar mijn werk. Hij kan gemakkelijk 270 km/u, maar dat doe ik zelden."


Bij de oprit van de racebaan staan kleine wagens van Fiat klaar en gastheren van het circuit laten ze door zodra de baan vrij is. Prachtige kleine wagens. Ik spreek met een man die zijn Fiat zo tot in alle detais heeft herbouwd dat het een kleine super car is geworden. Dankzij een 1000 cc motor van een moderne motorfiets kan z'n Fiat nu ruim meer dan 200 kilometer per uur en ik stel me voor hoe dat gaat, op de Duitse snelweg, als er een brede luxe wagen langs zoeft. Laten we die gaan of flitsen we daar even voorbij?



De stewards gebaren dat de Fiat-race kan beginnen en de enthousiaste rijders zwaaien. "Dat vind ik nou leuk," vertelt een van hen. "Met die Fiatjes is het liefhebbers onder mekaar. De mannen met Lamborghini's en Ferrari's zien je vaak niet eens staan, voor hen zijn wij het personeel. Terwijl zij vaak de slechtere chauffeurs zijn. Durven niet voluit te rijden of vliegen uit de bocht. Als een Fiat de vangrail raakt vinden we dat zielig, maar als een dure wagen dat doet is het lachen."


Een auto heeft pech gekregen. Reutelend is de finish gehaald en omstanders helpen mee de auto naar een parkeerplaats te duwen.


Twee blonde vrouwen in zilveren jurkjes zoeken tussen de auto's naar een goeie plek om te poseren voor mannen die met kleine camera's achter hen aan lopen. De digitale camera's, de auto's, de meisjes en het zonlicht. Het gaat voorbij aan de man die voor me staat te peinzen, een koel blikje bier in z'n hand. Stelt hij de eerste slok van de dag nog even uit?